In 1964 heb ik gesolliciteerd bij de Stadsschouwburg. De heer Van Luijn was toen toneelmeester. Hij vroeg me wat poten en friezen waren en wat een manteau was. Ik zeg: “Dat weet ik wel, dat is de afstopping van toneel.” “En weet je ook wat trekkenwand is?” Ik zeg: “Dat weet ik ook.” Hij: “Dan weet ik genoeg, je bent de eerste sollicitant die het allemaal kent.” Wat bleek: ze hadden acht technici aangenomen en daar was er niet eentje bij die ooit een theater van binnen had gezien! Ze zochten in die tijd alleen maar vaklui, een timmerman, een loodgieter, een elektriciën. Dat was toen nog nodig, want destijds hadden we een decoratelier. We bouwden daar een huiskamerdecor, een bosdecor, een paleisdecor, enzovoort. Er waren genoeg gezelschappen zonder decor. Die belden dan op: “Wij spelen Drie Koningen Avond, hebben jullie een bos?” Rukten wij een decor uit het magazijn, hadden zij een bos.
Met die decors hebben we nog eens iets moois meegemaakt: in 1966 stond hier tijdens het Holland Festival de voorstelling Warenar, een toneelstuk van P.C. Hooft. Een heel leuk verhaal, een goede komedie, maar daar gaat het nu niet om. Nico Wijnberg – dé decorontwerper van dat moment – had een gebouw bedacht van zes, zeven meter hoog, met allemaal ramen en deuren, dat moest kunnen draaien. En waarom ging zo’n stuk nou in Eindhoven in première? Omdat wij de enige schouwburg waren met zo’n grote vlakke vloer. In Amsterdam liepen de toneelvloeren destijds nog schuin omhoog. Eindhoven was z’n tijd vooruit.
Het stuk is uiteindelijk maar heel weinig gespeeld, gewoon omdat het in veel theaters niet paste. Het decor is vervolgens hier achtergebleven. Een paar maanden later werd aan de Stadsschouwburg gevraagd om mee te doen met de optocht voor carnaval. Dat stelde in die tijd niks voor, dus kwamen ze bij ons of wij dat wilden opvrolijken, zodat het tenminste nog een beetje een optocht werd. Okee, dachten wij, dan pakken we Warenar, dat is al kant en klaar.
Alle medewerkers deden mee. In alle ramen van dat huis zaten wij met van die narrenmutsen op. Het vroor die dag dat het kraakte. We hadden de deuren eruit gehaald en het tochtte als de hel, ik heb nog nooit van mijn leven zoveel kou geleden. Goddank hebben we niet heel de optocht afgemaakt. Op het Stratumseind hingen stalen kabels met lampen eraan, daar pasten we niet onderdoor. Toen konden we terug naar het theater. Zorgvuldig haalden we de boel weer uit elkaar, we hadden beloofd het decor weer onbeschadigd terug te geven, maar tien jaar later stond het nog steeds in de opslag.
Inmiddels is het decoratelier verdwenen. Er is wel meer veranderd, het oude ambachtelijke is er af en veel is digitaal geworden. In 1995 ging ik weg en toen begonnen ze net met een elektrische trekkenwand. Ik was blij dat ik dat niet meer hoefde mee te maken, ik hield het niet meer bij allemaal. Maar nog altijd als ik hier kom, dan loop ik heel eventjes over het toneel. Dan kijk ik rond, ruik ik het theater en dan denk ik: hier liggen toch maar mooi dertig prachtige jaren van mijn leven.
Brontekst: “Herinneringen” op de website van het Parktheater, Eindhoven.
Foto galerijen: